Amsterdam / Den Haag– GGD-en zijn de afgelopen vijftien jaar veel gerichter gaan werken bij het screenen op tuberculose bij risicogroepen. Tbc-screening is tegenwoordig vooral gericht op de contacten van tbc-patiënten, en op mensen afkomstig uit landen waar tuberculose nog veel voorkomt, zoals veel Afrikaanse landen, de voormalige Sovjet-Unie en Azië. Voor GGD’en betekent dit een forse inperking van de doelgroep, waardoor controle op de ziekte effectiever is geworden. Dat blijkt uit onderzoek van Connie Erkens, die op 29 maart promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Tuberculose komt in Nederland vergeleken met honderd jaar geleden veel minder voor. Toch wordt iedere dag nog bij gemiddeld drie patiënten tuberculose vastgesteld, en jaarlijks overlijden ongeveer tien mensen onnodig aan de ziekte. Daarom blijven GGD’en investeren in bestrijding van tuberculose en de vroege opsporing ervan. De contacten van een tbc-patiënt worden onderzocht op besmetting. Ze krijgen hiervoor eerst een huidtest, het bekende prikje op de arm. Daarna wordt de definitieve diagnose gesteld met een bloedtest.
“We hebben aangetoond dat de bloedtest veel nauwkeuriger vaststelt wie besmet is met de tbc-bacterie en daarmee risico loopt op ontwikkeling van de ziekte”, zegt Erkens. “Daardoor hoeven GGD’en nog maar ongeveer de helft van de mensen preventief te behandelen.”
Voor haar promotie-onderzoek, dat is ondersteund door KNCV Tuberculosefonds, onderzocht epidemioloog en tbc-arts Connie Erkens in samenwerking met de GGD’en de effectiviteit van tbc-bestrijding in Nederland. Zij onderzocht onder meer de screening van immigranten, de effectiviteit van de diagnose van latente tbc-infectie en de bestrijding van de ziekte bij kinderen. “Preventieve behandeling en vroege opsporing zijn belangrijke methodes om verspreiding van een besmettelijke ziekte als tuberculose te voorkomen. In de toekomst willen we immigranten daarom niet alleen op tuberculose, maar ook op latente tbc-infectie onderzoeken en een preventieve behandeling aanbieden.”
Ongeveer tien procent van de mensen met een latente tbc-infectie ontwikkelt gedurende het leven tuberculose. “Mijn onderzoek toont aan dat preventieve behandeling de kans op tuberculose voor de geïnfecteerde contacten van een tbc-patiënt aanzienlijk verkleint,” benadrukt Erkens. “Ook bevestigt het onderzoek dat de kans dat iemand tuberculose ontwikkelt, het hoogste is in het eerste half jaar na besmetting en in de daaropvolgende vijf jaar hoog blijft. Immigranten weten niet wanneer ze besmet zijn, waardoor het moeilijker is hen te motiveren voor een preventieve behandeling. ”Daarom is meer onderzoek nodig naar bloedtesten met nieuwe biomarkers, zoals eiwitten, die nauwkeuriger voorspellen wie tuberculose zal ontwikkelen en wie niet.
Erkens stelde daarnaast vast dat we in Nederland tuberculose bij kinderen door zorgvuldig contactonderzoek veelal tijdig opsporen en behandelen. Wel pleit de promovenda voor een betere dekking van tbc-vaccinatie voor kinderen van immigranten uit landen met een hoog risico op tuberculose. Die eenmalige BCG-vaccinatie zit nog niet in het standaardpakket van het Rijksvaccinatieprogramma. “Als we daar prioriteit aan geven, kunnen we tuberculose onder kinderen in Nederland nog verder terugdringen.”