Mijn Surinaams tuberculose-avontuur – meedraaien met een Surinaams team tbc-verpleegkundigen

Mantoux zetten in de behandelkamer V.O.T.

Melissa de Gooijer-Bakker (57), sociaal verpleegkundige Tuberculosebestrijding draaide mee met een Surinaams team tbc-verpleegkundigen in Paramaribo en hield voor ons een dagboek bij over haar belevenissen.  

 

 

Melissa deed veel ervaring op binnen de gezondheidszorg als wijkverpleegkundige, in de commerciële gezondheidszorg en als klachtenbemiddelaar in een algemeen ziekenhuis. Inmiddels werkt ze zes jaar in de tbc-bestrijding bij de GGD Zuidoost-Brabant. Melissa is WGS verpleegkundige en afgevaardigde van de V&VN in de CPT. 

Melissa groeide op in Afrika, eerst in Nigeria en vervolgens in Kenya. Op haar twaalfde keerde ze terug naar Nederland. Ze is getrouwd en heeft twee zoons die allebei studeren, de oudste in Delft de jongste in Groningen.

Paramaribo 1 November 2024 

Aankomst in Paramaribo. Ik sta boven aan de trap van het vliegtuig en voel de intense zwoele hitte over mij heen komen; hetzelfde gevoel van vroeger als kind in de tropen waar ik opgroeide. Een bijzonder vriendelijke taxichauffeur brengt mij naar het centrum van Paramaribo waar ik euro’s in Surinaamse dollars wissel. Dikke pakketten met briefjes van honderd prop ik angstig in mijn tasje. Ik heb het gevoel een bank beroofd te hebben. Het geld is niet veel waard, je hebt er dus veel van nodig. 

Ik heb mij voorgenomen mij niet als toerist te gedragen en ga op mijn eerste zaterdag naar het lokale zwembad, een heerlijk 50 meter bad. Ik drink een flesje ‘Zuurzak’. Het heeft een weeïge zoete smaak, niet mijn voorkeur. Als ik mijn nieuwe collega’s later vertel dat ik daar alleen heen ben gegaan, zijn ze heel verbaasd omdat er echt alleen ‘locals’ komen. De volgende dag huur ik tegen alle adviezen in een fiets. Ik moet toegeven: fietsen in deze stad is best een uitdaging!. Het verkeer is druk en gevaarlijk, daarnaast moet je links rijden en kom je door wijken die niet heel prettig aanvoelen, veel drugsverslaafden en daklozen die hangen en slapen op straat. Ik moet dagelijks ongeveer 45 minuten fietsen met een gevoelstemperatuur van 41 graden, ik heb zelden zoveel getranspireerd. 

Voordat ik verder ga, zal ik eerst eens vertellen hoe het zover gekomen is dat ik hier beland ben. Al enige jaren speel ik met de gedachten om in de tropen, op vrijwillige basis iets binnen de gezondheidszorg te betekenen. Nu ik als tuberculoseverpleegkundige werk, leek mij dat een mooie ingang en zo ben ik mensen gaan benaderen die banden hebben in landen die wellicht wat hulp kunnen gebruiken. Uiteindelijk kwam ik bij Gerard de Vries uit. Hij zag wel mogelijkheden in Suriname. Er moest natuurlijk een doel zijn. Ik zou onderzoeken of via een stageplek Nederlandse verpleegkundigen kennis kunnen opdoen van de bestrijding in Suriname maar met name ook kennis kunnen overdragen. Het Surinaamse team bestaat uit drie verpleegkundigen: één die al met pensioen is, één die er al 25 jaar werkt en één die ontslag dreigde te nemen. Geen ideale situatie dus. Voorwaarde was dat er minstens twee nieuwe verpleegkundigen aangenomen zouden worden zodat ik ze kon helpen opleiden tot tbc-verpleegkundigen. Omdat het vak verpleegkundige bij de BOG (Bureau Openbare Gezondheid) erg slecht betaald wordt, was het lastig nieuwe mensen aan te trekken. Wij hadden een deadline gesteld op 30 juni. Dit leek niet te gaan lukken en toch, plots kwam Suriname met de mededeling dat er twee nieuwe dames waren aangenomen en de verpleegkundige die ontslag zou nemen besloot toch te blijven. Groen licht dus voor mij om af te reizen.  

Op zondag, de dag voordat ik begon, krijg ik een appje met het bericht dat de verpleegkundige die in juni ontslag dreigde te nemen en vervolgens toch bleef, toch ontslag had genomen en er dus niet zou zijn. Zij zou mij opvangen en mijn aanspreekpunt zijn. Omgaan met veranderingen is een sport en dus ga ik er maar vanuit dat het goed komt. Daarbij ben ik zelf verantwoordelijk voor een goede, zinvolle ervaring. 

Maandag 4 november, 

6 uur gaat mijn wekker. Enigszins nerveus stap ik op mijn fiets en met gevaar voor eigen leven fiets ik naar het BOG gebouw. Het gebouw ziet er aan de voorkant groot en best netjes uit. Echter dit is schone schijn, de binnen- en achterkant zijn ernstig vervallen.

 Ik had mij goed voorbereid door het hele strategisch plan vooraf te bestuderen. Het NSP (Nationaal Strategisch Plan) is een prachtig plan om de tuberculose in Suriname flink aan te pakken. Ik zal proberen bondig samen te vatten, hoe het vanaf 2010 is gelopen.  

In 2010 kreeg Suriname geld, een “grant’, vanuit het Global Fund voor AIDS, TBC en Malaria, in eerste instantie voor drie jaar. Na deze periode is het nog twee keer verlengd. In 2019 zijn de geldstromen voor tbc gestopt, opdat het land de bestrijding geheel zelf moest gaan financieren. In 2020 kwam COVID-19 wat alle aandacht naar zich toetrok en waardoor het hele tbc-programma geen vooruitgang meer boekte. 

Ik werd opgevangen door Zr. Morris en Zr. Persaud. In Suriname wordt zuster nog volop als aanspreekvorm voor verpleegkundige gebruikt. Het zijn twee dames die al lang voor het NTP werken en veel kennis van tbc hebben. Nu bleek dat een van de twee nieuwe verpleegkundigen alweer ontslag had genomen en er dus nog maar een over was om op te leiden, pfff… Ze voldoen dus niet aan de door ons gestelde criteria maar goed, nu ik er toch ben haal ik eruit wat erin zit en al snel zie ik mogelijkheden. De enige vraag is, zien zij ze ook? 

Ik bekijk deze dag de gang van zaken rustig en stel erg veel vragen, doodvermoeiend voor mijn nieuwe collega’s maar goed het kan niet anders. Om 15 uur ga ik weer op fietsavontuur, het is bloedheet. 

Vandaag, op dinsdag worden er altijd mantoux’s gezet. Er staan ongeveer 5-7 personen in de agenda waarbij het, net als bij ons, altijd afwachten is wie er komt. Daarnaast komen er altijd wel wat mensen spontaan die verwezen zijn door huisarts of specialist. Ook staan er plots vijf coassistenten in de gang. Ze moeten zien hoe de THT gezet wordt en krijgen daarna een informatiesessie bij de Nationaal Tuberculose Programma (NTP)-manager van het NTP. Mijn nieuwe collega-verpleegkundigen zijn onaangenaam verrast, er zijn eigenlijk maar drie co’s welkom, vijf is veel te veel. Na een hoop geharrewar kijken ze om de beurt naar hoe een THT gezet wordt. Er wordt geen achtergrond informatie gegeven. Ik heb mijn momentje genomen en geef spontaan wat onderwijs over wat tbc en TBI is, de diagnostiek, en behandelingsvormen. Als de NTP-manager ze naderhand testvragen stelt, kunnen ze deze vol trots beantwoorden. 

Ook ik mag aan de sessie van de NTP-manager deelnemen en krijg zo weer meer informatie over de tuberculosebestrijding in Suriname. 

Omdat er geen geld meer is, kunnen bepaalde activiteiten die vanuit het programma gedaan werden, zoals trainingen verzorgen aan bijvoorbeeld de medische missieposten in het binnenland en in de kustgebieden, niet meer doorgaan. Ik hoorde dat een paar jaar geleden twee draagbare röntgenapparaten waren aangeschaft. Een werd uitgeleend aan een ziekenhuis en kwam stuk terug, het tweede apparaat werd in opdracht van de minister tijdens de COVID-pandemie gebruikt en ging eveneens kapot. Een bedrijf heeft van de twee niet functionerende apparaten één functionerend apparaat gemaakt, maar deze staat nog altijd in een het ziekenhuis. Ze zouden het terug moeten vragen zodat er veldscreening gedaan kan worden. Bijvoorbeeld in het binnenland of onder drugsverslaafden.  

Economisch gaat het al vele jaren heel slecht in Suriname, waardoor verpleegkundigen amper van hun karige salaris kunnen rondkomen. De motivatie om samen te werken en de schouders er nog onder te zetten zakt weg. Men had erg hard gewerkt, veel ervan heeft stand gehouden maar helaas is er ook heel veel kennis en activiteit vervlogen.  

Geen geld en geen motivatie. Toch zie ik ook hele goede dingen. Ondanks dat er geen digitaal patiëntendossier is en de verpleegkundigen alles in meerdere schriften documenteren, een hels karwei, hebben ze er een systeem in gevonden om toch hun werk zo goed mogelijk te doen. Ik moet toegeven dat ik, na een week observeren, het nog niet helemaal kan doorgronden. 

Het fietsen gaat steeds beter. Wat mij elke ochtend erg gelukkig maakt is de zwoele temperatuur en het beeld van verpleegkundigen die in gesteven witte pakken of jurken met lange witte kniekousen naar het ziekenhuis slenteren. Ik woon vlak bij het Vincentius ziekenhuis. Verder zie je vele kinderen die in uniform naar school lopen, een beeld wat mij ook weer aan mijn eigen jeugd doet denken. Ik was supertrots op mijn schooluniform en dacht dat ik daardoor, ondanks mijn spierwitte pluizenbol, niet opviel. 

Vanochtend ga ik mee met de Directly Observed Treatment (DOT)-route. Elke ochtend rijdt de chauffeur samen met een DOT-assistente langs alle DOT-patiënten. De route gaat door vele sociaal economisch erg slechte wijken waar de meesten van de patiënten wonen. Het is de afspraak dat de patiënten naar buiten komen en van de DOT-assistente de medicijnen krijgen die ze dan direct moeten innemen. Het werkt erg goed. Bijna alle patiënten zijn thuis en nemen zonder morren hun medicijnen. Hier zeggen ze overigens dat mensen hun medicijnen drinken, heel leuk en best waar als je er over nadenkt.                                   

Als ik een week later weer mee ga, beginnen de patiënten en ik elkaar te herkennen en durf ik steeds meer te vragen. Vragen hoe ze zich voelen, hoe ver ze zijn met de therapie en of er veel gezinsleden en/of vrienden gescreend zijn. Zo hoor ik hoe er wordt omgegaan met contactonderzoek. Ik hoor dat patiënten snappen dat het belangrijk is, maar dat ook sommigen zich schamen erover te praten.  

Over schamen en stigma gesproken, in hun VAL (verpleegkundige Anamnese Lijst) staat de vraag: ‘Hoe gaan gezinsleden om met de ziekte?’ De antwoordmogelijkheden die je kan aankruisen zijn: ‘discriminerend’; ‘hebben informatie nodig’ en ‘weten het niet’. Hele mooie antwoorden waar je erg veel mee kan. Hier kan ik ook van leren, weer even stil staan bij de eenzaamheid die deze ziekte teweeg kan brengen. Een andere vraag die opvalt: ‘Is uw gezin afhankelijk van u?’ Dit biedt ook veel openingen tot een goed gesprek. Veel DOT-patiënten krijgen een incentive in de vorm van geld. Vaak zijn patiënten zo extreem arm dat ze wat extra geld goed kunnen gebruiken voor betere voeding of vervoer naar de specialist of naar het NTP om hun medicijnen op te halen. Dit geld is afkomstig van een Nederlandse stichting. 

Donderdag 7 november, 

Wat mij opvalt is dat de verpleegkundigen en andere mensen die hier werken heel relaxed zijn. Het is ook de normaalste zaak van de wereld dat je in de baas zijn tijd even de kinderen naar school brengt of haalt en naar de dokter gaat voor niet spoeddingen. Mijn arbeidsethos is heel anders. Ik heb vergeleken hierbij een dwangmatig hittepetit karakter en zou soms best een beetje meer van deze Surinaamse vibes willen hebben, alhoewel ik bang ben dat het op de lange duur niet goed voor een team is. Tussen alles door wordt er gewerkt. Verpleegkundigen doen ook veel klussen die bij ons door MTM-ers worden gedaan, zoals THT zetten, aflezen en alle administratie. Omdat de collega, met wie ik naar het sanatorium zou gaan, ziek is, ben ik vandaag met Zr. Wong naar het Medisch Archief van het Academisch ziekenhuis gegaan. Hier staan duizenden patiëntendossiers te wachten totdat iemand ze gaat digitaliseren, een hondenklus. Op de foto zie je een topje van de ijsberg. 

Vrijdag 8 november, 

Vandaag wel naar het sanatorium gegaan. Het is echt een tropisch gebouw dat aan alle kanten open is, zodat het flink doorwaait. De patiënten liggen op zalen van 6 personen, ook de besmettelijke tbc-patiënten. Ze hebben twee isolatiekamers maar die staan ook wagenwijd open. De tbc-patiënten dragen een chirurgisch kapje voor als er iemand langskomt. Bij de meesten hangt het onder de neus of kin. We nemen bij drie patiënten een anamnese af. In Nederland wordt hiervoor een verpleegkundige anamneselijst (VAL) gebruikt. De lijst in Suriname is veel korter. Met privacy wordt hier heel anders omgegaan. Alles wordt op zaal besproken en het gesprek was vrij direct. Geen small talk of zo om het ijs te breken en een band op te bouwen. Ook was het best vrijblijvend wat betreft contacten. De patiënt kreeg een folder en de vraag contacten naar het BOG te sturen voor een test, soms wordt een telefoonnummer van een contact genoteerd. Wel denk ik dat sommige dingen cultureel bepaald zijn zoals de toon waarop er met patiënten gesproken wordt. Op mij kwam dat wat bozig over, maar is absoluut zo niet bedoeld. Daarnaast schieten we in Nederland misschien een beetje door wat betreft AVG. Het is bijzonder leerzaam. Ik heb geleerd dat het goed is eerst rustig te kijken en alles te laten bezinken alvorens een oordeel te vormen. Ik heb mij de Nederlandse normen en waarden eigengemaakt maar dat wil niet zeggen dat ze overal gelden. 

Een week later weer naar het Sana. Er liggen een aantal nieuwe patiënten. Ik ga deze dag samen met de jongste verpleegkundige, zo kan ik zien wat aandacht verdient en mijn onderwijsmomentjes toespitsen op het BCO en gesprekstechnieken. Opvallend is dat bijna alle tbc-patiënten minder dan 40 kg wegen. De patiënten melden zich vaak erg laat, zijn dan al ernstig verzwakt waardoor ze maanden in het sanatorium liggen. Helaas helpt de voedselverstrekking vanuit het ziekenhuis de patiënten niet veel om aan te sterken. Het ontbijt bestaat uit twee witte boterhammen, een ei en een klodder sandwichspread. De tbc-verpleegkundigen bezoeken in principe alleen de nieuwe patiënten voor een intake. Ze gaan niet standaard bij de andere tbc-patiënten langs om te horen hoe het met ze gaat, wat ze voelen en of ze hun contacten hebben kunnen bereiken of nog nieuwe contacten hebben bedacht. Ook het opbouwen van een vertrouwensband en de uitleg wat tbc is en wat het voor iemand kan betekenen is summier. Ik denk dat het een gemiste kans is om informatie te geven en op te halen bij de patiënt. Ik heb de patiënten die ik vorige week heb leren kennen wel weer bezocht en merk dat ze het fijn vinden een praatje te maken. Sommigen zijn zo eenzaam en superziek; ze lijken veel zieker dan in Nederland.  

De grootste verschillen die mij tot nu zijn opgevallen is het standaard gebruik van de Genexpert waarbij binnen 1,5 uur een PCR-uitslag is en tevens een rifampicine resistentiebepaling.  

Patiënten krijgen een prachtige pil, namelijk de HERZ, dat is onze HRZE maar dan alles in 1 pil, heel mooi. De doseringen zijn: H 75 mg, R 150 mg, Z 400 mg en E 275 mg; afhankelijk van het gewicht maar 3 of 4 tabletten per dag. In Nederland zijn het er al snel 10. De preventieve behandeling kan hier met een combinatiepil van isoniazide en rifapentine. De TBI-patiënt hoeft hiervan maar 1x per week drie tabletten te hebben.  

Daarnaast hebben ze HR (onze Rifinah) maar dan in een andere dosering namelijk isoniazide 75 mg en rifampicine 150 mg. Voor een persoon die zwaarder weegt dan 60 kg zijn dat dan wel vier tabletten; in Nederland zijn het er twee 

Sinds twee jaar is er de One Stop Shop voor de diagnostiek van TBI. Op dinsdag wordt de THT gezet en op vrijdag afgelezen. Is de test positief dan krijgen personen > 16 en < 35 jaar voor 2 weken medicatie mee om direct te kunnen starten. Ze moeten dan wel binnen twee weken een X-thorax en lab laten afnemen om actieve tbc uit te sluiten. Dit scheelt een heleboel heen en weer gereis wat veel geld en tijd kost en wat veel mensen niet kunnen betalen. Er worden met name contacten van een index gescreend, maar ook mensen die gaan starten met immunosuppressiva en aanstellingskeuringen.  

Een heel groot verschil is dat hier de verantwoordelijkheid veel meer bij de patiënten en klanten wordt gelaten. Wij hebben de neiging onze patiënten veel meer te pamperen, maar waarom eigenlijk? Uiteraard moeten wij ons werk goed doen, maar het besef dat ‘gewoon goed ook goed is’ zou ons geen kwaad doen.  

 Wat ik nu na één week meelopen voel, zie en gehoord heb, is dat er hele goede dingen gedaan worden. Veel komt overeen met Nederland, maar dan logischerwijs gericht op een andere cultuur, klimaat, infrastructuur, toegang tot gezondheidszorg en normen. In de periode dat er een grant was en dus meer geld, zijn er grote stappen gezet. Er is scholing gegeven aan de Medische missie posten in het binnenland, in de kustgebieden en klinieken in Nickerie, Wanica en Moengo. Het was de bedoeling om de Mantoux en medicatie uitgifte te decentraliseren, maar dit is nooit van de grond gekomen. Patiënten uit het binnenland moeten dus naar het NTP in Paramaribo komen om zich te laten testen en indien positief hun medicatie op te halen. Het NTP is eigenlijk ook een kleine apotheek. Zij leveren de medicatie aan de patiënten en ze krijgen over het algemeen maar voor twee weken mee. Je snapt dat het een flinke kostenpost is voor de patiënt. Daarnaast zouden er weer opfristrainingen moeten komen, maar daar is geen geld voor. Er is eigenlijk nergens meer geld voor sinds de grant gestopt is en de overheid dit overgenomen heeft. 

Ik vond het fijn om deze week alleen te zijn en mijn eigen kijk op de zaak te krijgen. Maar het is nu ook goed dat Geraldine ter Linde vanavond komt: een tweede paar ogen om te kunnen beoordelen of en zo ja wat we hier kunnen bieden voor de toekomst. 

Nu heerlijk weekend, ben ik wel aan toe na vijf dagen om zes uur op en om zeven uur starten. 

Donkere wolken boven het team,  

Deze week is Geraldine mee. Het weekend heb ik nagedacht over mijn bevindingen tot nu toe en ik start weer met goede moed. De zusters beginnen mij nu een beetje te kennen en vinden het gezellig dat ik er weer ben, nu samen met Geraldine.  

Vorige week heb ik veel gezien en gehoord. De onderlinge verhoudingen tussen de verpleegkundigen is ingewikkeld. Ze hebben allemaal hun eigen verhaal en stoppen dat niet onder stoelen of banken. Iedereen was ontevreden. Uiteraard heb ik niet de illusie dat ik dit op kan lossen maar een luisterend oor zonder oordeel kan ik wel bieden. Ik heb zelfs een gedicht over collega’s voorgedragen waarin de strekking was dat je je kan irriteren aan elkaar maar uiteindelijk wel met elkaar door moet en er dus maar het beste van moet proberen te maken. 

Tussendoor bellen de VOT-patiënten keurig om onder toezicht van Zr. Anita hun medicatie in te nemen. Ze moeten zelf inbellen. Als ze één dag niet gebeld hebben en de dag erna weer niet, dan wordt er achteraan gebeld. Het zijn korte gesprekjes. Ze nemen binnen 30 tellen hun pillen in, steken hun tong uit en hangen weer op. De lijn moet immers vrij blijven voor de volgende VOT-patiënt.  

Mantoux zetten in de behandelkamer V.O.T.
Mantoux zetten in de behandelkamer V.O.T.

Een van de patiënten met een besmettelijke MDR-TB is uit beeld. Hij heeft zijn BPAL medicatie niet opgehaald. We gaan hem opsporen in de stad. Hij is een verslaafde man en we weten in welke omgeving hij zich bevindt. We rijden met de auto van het NTP rond. Zr. Anita herkent een oude patiënt op straat en zo belanden we in een wooncomplex waar je liever niet wil zijn. Ze noemen het de Catje’s place. Een bijzonder vies afbraakpand met kleine kamertjes waar drugsverslaafden een kamertje kunnen huren. Hoe ze aan geld komen, willen wij niet weten. Het zal hoogstwaarschijnlijk niet op een eerlijke of fijne manier gaan. Prostitutie is ook niet vreemd. We vinden hier onze patiënt. Hij kon niet duidelijk aangeven waarom hij niet meer verschenen was. We hebben hem vervolgens, na uitgebreide uitleg, op de DOT-lijst gezet. Vervolgens rijden we naar de Holte (Surinaams voor ‘drugs hole’) aan de waterkant. Dat is een nog ellendigere plek. Een pand zonder water of stroom, alles is kapot, geen ramen, uitgebrand en bijzonder smerig. Verslaafden liggen hier en daar op de grond volledig onder invloed van alles wat ze maar krijgen kunnen. De uitzichtloosheid straalt van hen af. Holle ogen, lege blikken en soms ontbloot onderlijf, echt uitzichtloos en mensonterend. We zoeken een ex-patiënt, een jongeman die zijn behandeling gelukkig wel heeft voltooid en willen kijken hoe het met hem gaat. Hij heeft destijds erg veel ondersteuning gekregen. Hij was opgenomen in een huis waar ze verslaafden en daklozen helpen weer terug naar de maatschappij te keren en weer zin aan hun leven te geven. Hij heeft het er precies twee dagen uit gehouden en was toen weer naar de Holte gegaan. We vinden hem. Zijn blik is leeg, hij straalt wanhoop en schaamte uit. Hij had immers een mooie aangeboden kans niet kunnen grijpen. Omdat hij aangeeft erg veel honger te hebben, koopt Zr. Anita broodjes en drinken voor hem. Hij verslindt het letterlijk. Ik heb grote bewondering voor Zr. Anita die zeer doortastend en kordaat de mensen daar toespreekt, met haar valt niet te sollen! 

De volgende dag stond onze MDR-patiënt voor de DOT buiten om zijn medicatie in te nemen, de dag daarna was hij niet meer te vinden. Het blijft een struggle.  

Richting het einde van mijn stage 

Ik heb een hele bijzondere leerzame periode gehad. Alle zusters van het NTP hebben mij zeer liefdevol opgevangen en bleven vriendelijk ook al stelde ik verschrikkelijk veel vragen. Technische gezien verschilt de tbc-zorg hier niet veel van wat wij in Nederland doen: ze volgen de WHO-richtlijnen en doen dat prima. Er wordt momenteel wel minder gescreend en het BCO gaat minder grondig dan bij ons. Ik zie culturele verschillen in de begeleiding van patiënten wat uiteraard logisch is, maar waarvan ik denk dat het intensiever kan. Echter, wie zegt dat zoals wij het in Nederland doen beter is? We kunnen van elkaar leren en proberen open te staan voor verbetering. 

Ik voorzie wel personele en kennisproblemen voor de toekomst. Als er niet snel wat veranderd, ben ik bang dat het verder achteruit gaat en er straks geen goed geschoold personeel meer is om de tuberculosezorg voort te zetten. Er zal snel meer mensen, meer geld en beter management moeten komen om de tbc-zorg weer op te pakken en verder te ontwikkelen. Gerard had mijn taak voor deze weken ook als ‘kwartiermaker’ geduid. Is het NTP Suriname een geschikte plek voor een uitwisselingsprogramma tussen Nederlandse en Surinaamse tuberculoseverpleegkundigen? Gezien de uitermate kritieke verpleegkundige bezetting in het NTP Suriname hebben we dan ook besloten dat een stageplek in Suriname waarbij enerzijds Nederlandse verpleegkundigen leren van een andere setting en anderzijds ondersteuning gegeven aan kennisontwikkeling en capacity builiding, voorlopig geen vervolg zal krijgen.  

Mijn dank gaat uit naar de zusters Anita, Mirelva, Nadira, Wong en Lucia. Daarnaast dank aan dr. Commiesie, de chauffeur Soekar en de DOT-assistente. En speciale dank aan de Stichting Suppletiefonds Sonnevanck die de reis en verblijf financieel mogelijk heeft gemaakt. Ik heb een geweldige tijd gehad!

Melissa de Gooijer 

Verantwoording: Dit verhaal is heb ik door de NTP-verpleegkundigen laten controleren op onjuistheden. Daarnaast hebben alle personen die op een foto staan hier toestemming voor gegeven.

Help mee voor een wereld zonder tuberculose

Tuberculose is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie, de Mycobacterium tuberculosis.

De meest gestelde vragen over tuberculose:

Wat is tuberculose?

Hoe merk ik dat ik tuberculose heb?

Is tuberculose altijd besmettelijk?

Bestaat er een vaccinatie tegen tuberculose?

Overzicht van alle vragen

Om TBC de wereld uit te krijgen is uw support onmisbaar!

Doneren:

Eénmalig of maandelijks

Donatie opzeggen

Nalaten met een goed gevoel

Neem KNCV Tuberculosefonds op in uw testament

Heeft u iets te vieren?

Doneer aan KNCV Tuberculosefonds via geef.nl

Steun ons gratis bij een boeking via booking.com

Booking.com/supportkncvtbc

Deel uw ervaring met tuberculose

Dwalen in verhalen

Wereldwijd sterven elke dag nog ruim 4.000 mensen aan TBC. Onnodig, want tuberculose is te genezen!

Wat wij doen

Over ons

Waar we werken wereldwijd

Voor zorgprofessionals in Nederland

Bij- en nascholing

Onderzoek

Ondersteuning van patienten

Bezoek adres

KNCV Tuberculosefonds
Maanweg 174
2516 AB Den Haag
+31 70 416 7222

OPEN IN GOOGLE MAPS

Post adres

Postbus 146
2501 CC Den Haag

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.